Wanpresterende onderaannemer aansprakelijk jegens de opdrachtgever?

In dit artikel wordt de vraag beantwoord wanneer een onderaannemer rechtstreeks door een opdrachtgever aangesproken kan worden tot betaling van schadevergoeding.

Door Christian Huijsmans, advocaat huurrecht, bouwrecht en koop van vastgoed, werkzaam bij Advocatenkantoor Zeeland te Goes

Het is gebruikelijk dat bij de aanneming van een middelgroot tot groot bouwproject een keten van aannemers wordt gevormd. De opdrachtgever gunt de opdracht aan de hoofdaannemer. De hoofdaannemer schakelt vervolgens één of meerdere onderaannemers in, bijvoorbeeld voor het leggen van een fundering of het aanbrengen van technische installaties.

De opdrachtgever en de hoofdaannemer hebben een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. De hoofdaannemer heeft ook deze overeenkomsten gesloten met de onderaannemers. Tussen de opdrachtgever en de onderaannemers bestaat veelal geen contractuele relatie.

Wanneer één van de onderaannemers zijn opdracht niet goed heeft uitgevoerd, kan dit tot schade lijden bij de opdrachtgever. Het werk zal bijvoorbeeld deels opnieuw uitgevoerd moeten worden. Wanneer het een gebouw betreft kan het in de tussentijd misschien niet gebruikt worden.

De opdrachtgever kan op basis van de overeenkomst van aanneming van werk de hoofdaannemer aanspreken tot schadevergoeding. Maar wat als deze hoofdaannemer ondertussen geen verhaal meer biedt? De hoofdaannemer kan bijvoorbeeld in de tussentijd failliet zijn verklaard.  Kan de opdrachtgever dan ook de onderaannemer aanspreken?

De hoofdregel

De hoofdregel is dat een overeenkomst alleen de daarbij betrokken partijen bindt. De grondslag voor aansprakelijkheid zou dan bij gebreke van een overeenkomst op een buitencontractuele grondslag moeten worden gebaseerd. Kortom: het leerstuk onrechtmatige daad. Echter, niet iedere wanprestatie van de onderaannemer jegens de hoofdaannemer levert al direct een onrechtmatige daad op jegens de opdrachtgever.

We moeten er niet blind voor zijn dat de onderaannemer een schakel vormt in een geheel. De onderaannemer dient zich dit ook terdege te beseffen. Het staat een onderaannemer niet altijd vrij om de belangen van de opdrachtgever geheel te verwaarlozen. De opdrachtgever mag er op vertrouwen dat de onderaannemer rekening houdt met zijn belangen.

Indien de belangen van de opdrachtgever zo nauw betrokken zijn bij de behoorlijke uitvoering van de onderaanneming dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een onderaannemer in die uitvoering tekortschiet, dan kan dit tekortschieten worden gekwalificeerd als onrechtmatig handelen. De normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, kunnen namelijk meebrengen dat die onderaannemer rekening houdt met deze belangen, en zijn gedrag mede door die belangen laat bepalen.

Een soortgelijke gedachtengang was al ontwikkeld in het huurrecht.[1] De Hoge Raad heeft ondertussen deze gedachtengang eveneens van toepassing verklaard op de overeenkomst van aanneming van werk.[2] Dit wekt ook geen verbazing, omdat deze gedachtengang ongeacht het rechtsgebied universeel van toepassing kan zijn in het civiele recht.

Voor de vraag of een onderaannemer jegens de hoofdaannemer aansprakelijk is dient gekeken te worden naar alle omstandigheden van het geval. Daaronder vallen onder andere (dus niet uitsluitend):

  • De hoedanigheid van de partijen;
  • De aard en strekking van de onderaannemingsovereenkomst;
  • De kenbare betrokken belangen van de opdrachtgever;
  • De vraag in hoeverre het bezwaarlijk was voor de onderaannemer om rekening te houden met de belangen van de opdrachtgever;
  • De aard en omvang van het nadeel dat de opdrachtgever heeft geleden en de vraag hoe deze is ingedekt.

Hiermee is vast komen te staan dat een opdrachtgever onder omstandigheden toch een onderaannemer kan aanspreken tot schadevergoeding.  Het is vervolgens aan de lagere rechtspraak om verder aan de slag te gaan met deze ‘omstandighedentoets’. Ondertussen heeft een aantal Gerechtshoven hierover al uitspraken gedaan. Deze worden hierna besproken.

Invulling van de norm

Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch nam geen onrechtmatige daad aan in een zaak waarin het navolgende speelde.[3] De opdrachtgever was in deze zaak nog geruime tijd in staat om de hoofdaannemer aan te spreken, doch heeft dit niet gedaan. Pas veel later ging de hoofdaannemer failliet. De opdrachtgever was dus niet voortvarend te werk gegaan om de gebreken te laten verhelpen. Verder was er geen derdenbeding afgesproken ten gunste van de opdrachtgever. Er hadden geen rechtstreekse betalingen plaatsgevonden tussen de opdrachtgever en de onderaannemer. Weliswaar zorgde de uiteindelijke weigering van de onderaannemer om het gebrek te herstellen voor schade bij de opdrachtgever, maar dat vond het Gerechtshof een inherent gevolg van het feit dat het werk deels in onderaanneming had plaatsgevonden.

Het Gerechtshof Amsterdam nam wél een onrechtmatige daad aan, in een zaak waarin het navolgende speelde.[4] De onderaannemer was door blijven werken terwijl hij wist dat er fouten waren gemaakt door een derde partij. Daarbij had de onderaannemer niet de opdrachtgever en ook niet de hoofdaannemer gewaarschuwd. Sterker nog: de onderaannemer had de fouten van de derde partij weggemoffeld, door deze middels metselwerk aan het zicht  te onttrekken.

Het verschil tussen deze twee uitspraken is duidelijk. De onderaannemer in de kwestie bij het Gerechtshof Amsterdam heeft er werkelijk niets aan gedaan om schade aan de zijde van de opdrachtgever te voorkomen. Met de bovenstaande twee arresten lijkt toch wel het ene uiterste en het andere uiterste besproken te zijn. Hier tussenin bevindt zich nog een groot aantal andere denkbare feitelijke situaties. Daarvoor blijft nog even onbekend of de onderaannemer aansprakelijk is. In het kader van schikkingsonderhandelingen kan wel met de hiervoor besproken jurisprudentie rekening worden gehouden.

In dit artikel lag de focus vooral op de relatie tussen de opdrachtgever en de onderaannemer. Niet alleen de opdrachtgever, maar ook de uiteindelijke gebruiker van de gebouwde zaak kan schade ondervinden, zoals een huurder. Hierover is al eens geprocedeerd. De Rechtbank oordeelde dat ook in zo’n geval sprake moet zijn van een bijzondere omstandigheid waardoor nauwe betrokkenheid bestaat tussen enerzijds de onderaannemer (en hoofdaannemer) en anderzijds de huurder.[5] Het enkele feit dat de huurder een belang had bij de correcte uitvoering van de overeenkomst is onvoldoende. In deze zaak hadden de aannemers overigens nimmer contact gehad met de toekomstige huurder. Dat op zichzelf zorgde er al voor dat de vereiste nauwe betrokkenheid ontbrak.

Conclusie

De onderaannemer zal binnen bepaalde grenzen rekening moeten houden met de belangen van de opdrachtgever. De opdrachtgever zal in het algemeen erop mogen vertrouwen dat de onderaannemer dat doet.

In sommige gevallen kan een opdrachtgever de onderaannemer aanspreken tot schadevergoeding. Dit zal vooral mogelijk zijn in gevallen waarin de onderaannemer zich niets van de belangen van de opdrachtgever heeft aangetrokken. Het zal nog verder uitgekristalliseerd moeten worden wanneer hier wel en niet sprake van is.

———-

[1] Hoge Raad 24 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9069 (Vleesmeesters/Alog)

[2] Hoge Raad 20 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT7496 (Wierts/Visseren)

[3] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 4 november 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4583

[4] Gerechtshof Amsterdam 16 september 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4041

[5] Rechtbank Overijssel 24 december 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:6748

 

C.G. (Christian) Huijsmans

C.G. (Christian) Huijsmans

mr. drs. C.G. (Christian) Huijsmans is in 2008 beëdigd als advocaat. Gaandeweg heeft hij zich naast echtscheidings- en alimentatiezaken toegelegd op het onroerend goedrecht. Hij adviseert met name over huurkwesties en geschillen die voortvloeien uit de koop en (ver)bouw van onroerend goed.

Advocatenkantoor Zeeland

Wulfaertstraat 3
4461 HS GOES
T: 0113 27 70 00
www.advocatenkantoorzeeland.com