Snoeien van overhangende takken: algemeen deel

Een eigenaar van een perceel grond mag zijn eigendom naar eigen inzicht inrichten en gebruiken binnen de grenzen van de regels van ruimtelijke ordening. Deze vrijheid wordt ook beperkt door de rechten en belangen van eigenaren van naburige percelen. Dit geldt ook ten aanzien van de bomen en planten die een eigenaar op zijn perceel heeft staan. Deze beplanting mag niet over het erf van de buren heen groeien.

De eigenaar van een naburig perceel hoeft de aanwezigheid van overhangende takken in het algemeen niet te accepteren. Hij kan vorderen dat de overhangende beplanting wordt gesnoeid.  Ook mag hij zelf snoeien na het stellen van een termijn aan de buurman. Dit is geregeld in artikel 5:44 BW. In dit webartikel wordt besproken wanneer een benadeelde gebruik kan maken van dit zogenaamde ‘wegsnijrecht’.

Door mr. drs. C.G. (Christian) Huijsmans, advocaat huurrecht, bouwrecht en koop van vastgoed en werkzaam bij Advocatenkantoor Zeeland te Goes

Dit webartikel maakt onderdeel uit van een drieluik. In het tweede webartikel wordt besproken wanneer een beroep op artikel 5:44 BW misbruik van recht oplevert. Soms wordt een beroep op het wegsnijrecht namelijk niet toegestaan. In het derde webartikel wordt besproken in welke gevallen de eigenaar van de gesnoeide bomen en planten recht heeft op een schadevergoeding. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer de benadeelde buurman heeft gesnoeid zonder dat hij daartoe de bevoegdheid had.

Reikwijdte van het wegsnijrecht

Artikel 5:44 BW geeft in alle gevallen waarin beplanting over het erf van een ander hangt een recht op verwijdering. Dit geldt niet alleen voor overhangende takken, maar ook voor elk ander gedeelte van een boom dat over de erfgrens heen hangt.[1] Dit kan dus ook een stuk van de stam zijn.[2] Het wetsartikel geldt ook voor een heg.[3]

Het maakt in beginsel niet uit of de benadeelde al dan niet hinder ondervindt van de overhangende beplanting.[4] Voldoende is dat een deel van de beplanting boven de grond van de benadeelde hangt.[5]

De overhangende takken kunnen behoren tot bomen die binnen twee meter van de erfgrens staan. Maar zelfs als er een erfdienstbaarheid bestaat om bomen binnen een zekere afstand van de erfgrens te dulden, brengt dit niet automatisch de verplichting met zich mee om ook de bijbehorende overhangende takken te dulden.[6] Het bestaan van een erfdienstbaarheid op basis waarvan de benadeelde overhangende beplanting moet toestaan, zal afzonderlijk moeten worden vastgesteld.[7] Overigens wordt het bestaan van een dergelijke erfdienstbaarheid niet snel aangenomen.[8] Voor de vraag in welke omstandigheden zo’n erfdienstbaarheid wel kan worden aangenomen verwijs ik naar de jurisprudentie in de voetnoot.[9]

Wie is bevoegd tot het instellen van de vordering?

De eigenaar van het benadeelde perceel heeft het recht om zich te verzetten tegen overhangende beplanting. Het burenrecht richt zich in beginsel slechts tot eigenaren van de betrokken percelen. Het is echter ondertussen vaste rechtspraak dat sommige wetsbepalingen van het burenrecht van overeenkomstige toepassing kunnen zijn op een gebruiker/niet-eigenaar (zoals een huurder).[10] Er wordt dan wel gekeken naar de aard en inhoud van de rechten en plichten die toekomen aan respectievelijk rusten op de gebruikers van het perceel. Daarbij dienen ook de belangen van de eigenaar te worden betrokken. Onder omstandigheden dient de eigenaar in de gelegenheid te worden gesteld zijn standpunt kenbaar te maken.[11]

Met goedkeuring van de eigenaar kan een gebruiker die geen eigenaar is dus eveneens een beroep doen op artikel 5:44 BW.[12] Bijvoorbeeld een direct familielid die gebruik maakt van het benadeelde perceel en die zijn vordering instelt in nauw overleg met de eigenaar.[13] Ook een huurder kan dit mijns inziens doen met toestemming van de verhuurder, althans zulks blijkt uit een verwante juridische kwestie.[14]

Een benadeelde die in de loop van de procedure zijn eigendom verkoopt kan de vordering niet met succes blijven instellen namens de nieuwe kopers, ook al zouden zij wel blij zijn met de verwijdering van de takken.[15] De eigendomssituatie wordt op de vonnisdatum bekeken.

De vordering zal ook altijd tegen een eigenaar moeten worden ingesteld.[16] Ik sluit overigens niet uit dat wanneer zowel de benadeelde als zijn buurman huren bij dezelfde verhuurder, de verhuurder van te voren expliciet kan verklaren dat hij er geen bezwaar tegen heeft wanneer de ene huurder rechtstreeks een vordering instelt tegen de andere huurder.[17] Ik vind dan wel dat de verhuurder bij voorbaat de uitkomst van het geschil zal moeten accepteren.

Zelf verwijderen? Stel dan een termijn

Hiervoor heb ik al gemeld dat een benadeelde buurman de overhangende beplanting van zijn buurman mag verwijderen, mits deze eerst de buurman een termijn heeft gesteld. Zo’n aanmaning is vereist, omdat het wegsnijden van overhangende beplanting kennis en zorg vereist. Door het stellen van een termijn wordt de buurman eerst in staat gesteld om zelf de vereiste werkzaamheden te (laten) verrichten. Daarnaast krijgt hij hierdoor de gelegenheid om te beslissen of hij dit wil combineren met de verantwoorde snoei van de boom als geheel.[18] De buurman krijgt ook de gelegenheid om uit te zoeken in welk jaargetijde er het beste gesnoeid kan worden. Onaangekondigd gaan snoeien is bovendien niet bevorderlijk voor de onderlinge verhoudingen.

Pas als de buurman na het verstrijken van deze termijn niet heeft gesnoeid, mag de benadeelde snoeien. Dit mag hij doen op kosten van de buurman. De benadeelde mag ook op kosten van de buurman een hovenier inschakelen.[19] Het niet reageren komt dus voor rekening en risico van de buurman.[20]

Het beschadigen van de eigendom van een ander is onrechtmatig. Een geslaagd beroep op artikel 5:44 BW neemt de onrechtmatigheid van de aantasting van andermans eigendom weg. Het is dus een wettelijk toegestane vorm van eigenrichting. Het houdt het beroep op een rechtvaardigingsgrond in.

De benadeelde die zelf snoeit draagt de stelplicht en, bij voldoende betwisting, de bewijslast dat hij de buurman 1) heeft aangemaand om de overhangende beplanting te verwijderen, 2) dat hij daarbij een redelijke termijn heeft gesteld en 3) dat de buurman aan de aanmaning geen gevolg heeft gegeven.[21] Het wordt dus aangeraden om de termijn bewijsbaar te stellen, kortom schriftelijk.

De aanmaning moet voldoende duidelijk zijn. De benadeelde moet niet zozeer klagen, maar juist ook duidelijk maken dat hij echt een termijn stelt waarbinnen hij van de buurman verwacht dat deze zijn bomen zal snoeien.[22] Het stellen van een termijn is echt noodzakelijk. De benadeelde mag dit niet achterwege laten en achteraf roepen dat zijn buurman toch niet van plan zou zijn geweest om niet te snoeien.[23]

De bevoegdheid tot eigenmachtig snoeien na aanmaning kan niet verjaren.

Vordering dat buurman overhangende beplanting verwijdert is ook mogelijk

Nadat de gestelde termijn is verstreken heeft de benadeelde dus de mogelijkheid om zelf te snoeien. Maar de benadeelde heeft ook nog steeds de mogelijkheid om te eisen dat de buurman alsnog zelf snoeit.[24] Sterker nog: dat kan zelfs de beste oplossing zijn, omdat de buurman als eigenaar van de bomen dan zelf iemand kan inschakelen, al was het maar om een discussie te voorkomen over de vraag wat een juiste en vakkundige uitvoering van de snoeiwerkzaamheden inhoudt.[25]

Voor het vorderen dat de buurman zijn eigen beplanting snoeit is overigens geen voorafgaande aanmaning met een termijn vereist.[26] De buurman handelt namelijk onrechtmatig door zijn takken over de erfgrens te laten groeien.[27]

Wanneer de rechter alsnog een termijn stelt waarbinnen de buurman moet snoeien kan hij rekening houden met de vraag of de buurman zelf kan snoeien of dat een deskundige hovenier dit moet doen.[28] In het laatste geval kan de rechter de buurman een langere termijn gunnen om aan het veroordelende vonnis te voldoen.

De vordering om de wederpartij te laten snoeien kan ook niet verjaren.[29]

Toekomstbestendige vordering

Bomen en planten blijven doorgroeien. Wanneer te verwachten is dat de boom of struik binnen enkele jaren na het snoeien wederom over de erfgrens zal groeien, kan de benadeelde vorderen dat het snoeien tot de erfgrens wordt herhaald om de twee jaar[30] of zelfs jaarlijks.[31] Soms is zelfs een vordering strekkende tot tweemaal per jaar snoeien aangenomen.[32] Aan deze vordering doet niet af dat de buurman zelf ook op grond van artikel 5:44 BW bevoegd is om de overhangende takken weg te halen.[33]

De benadeelde kan ook simpelweg vorderen om de takken tot aan de erfgrens gesnoeid te houden.[34] Een dergelijke vordering wordt vanwege de aard van een kort geding procedure niet altijd in een kort geding procedure toegewezen.[35]

Bevoegdheid van handelsrechter of kantonrechter?

Veel gepubliceerde uitspraken zijn gewezen door de handelskamer van de Rechtbank. De kantonrechter kan evenwel ook bevoegd zijn.[36]

Artikel 93 aanhef en sub b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat de kantonrechter bevoegd is om zaken te behandelen en te beslissen betreffende vorderingen van onbepaalde waarde, indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000. Veelal kost het snoeien van een boom niet zoveel.

Zelfs een vordering om in de toekomst te blijven snoeien kan worden ingesteld bij de kantonrechter. Daarvoor kunnen de kosten voor het jaarlijks/tweejaarlijks snoeien bij elkaar worden opgeteld en kan de vordering desnoods worden gemaximaliseerd voor het aantal jaren totdat het bedrag van € 25.000 is bereikt.[37]

Conclusie

Een eigenaar van een perceel kan zich verzetten tegen de overhangende beplanting van zijn buurman. Soms kan een huurder zich ook hiertegen verzetten. Dit kan door te vorderen dat de buurman tot aan de erfgrens snoeit. Wanneer de buurman niet binnen een gestelde termijn snoeit mag de benadeelde dit ook zelf doen. Uit het tweede webartikel zal blijken dat de benadeelde deze wettelijke bevoegdheid niet mag misbruiken. Uit het  derde webartikel zal blijken dat de benadeelde schadeplichtig is wanneer hij buiten zijn bevoegdheid treedt.

[1] Rechtbank Zwolle-Lelystad 28 september 2004, ECLI:NL:RBZLY:2004:AR3630;

[2] Rechtbank Noord-Holland 29 april 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:11307

[3] Rechtbank ’s-Gravenhage 25 augustus 2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:BN5173

[4] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 november 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5105;Rechtbank Rotterdam 26 januari 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:749

[5] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 juli 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:5444

[6] Rechtbank Arnhem 5 december 2007, ECLI:NL:RBARN:2007:BC0977

[7] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 februari 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:823

[8] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 februari 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:823

[9] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 27 augustus 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3903; Rechtbank Haarlem 14 november 2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:BB9785

[10] Vgl. Hoge Raad 24 januari 1992, NJ 1992, 280 en 281

[11] Rechtbank Arnhem 25 juni 2007, ECLI:NL:RBARN:2007:BA8311

[12] Rechtbank Zeeland-West-Brabant 6 mei 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:8621

[13] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 februari 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:823

[14] Vergelijk Rechtbank Arnhem 25 juni 2007, ECLI:NL:RBARN:2007:BA8311

[15] Rechtbank Haarlem 20 april 2006, ECLI:NL:RBHAA:2006:AW2567

[16] Rechtbank Haarlem 20 april 2006, ECLI:NL:RBHAA:2006:AW2567

[17] Vergelijk Rechtbank Arnhem 25 juni 2007, ECLI:NL:RBARN:2007:BA8311

[18] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 februari 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:823

[19] Rechtbank Zwolle-Lelystad 28 september 2004, ECLI:NL:RBZLY:2004:AR3630

[20] Rechtbank Oost-Brabant 5 oktober 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:5360

[21] Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 februari 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:823

[22] Rechtbank Haarlem 17 juni 2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ7453

[23] Rechtbank Haarlem 17 juni 2009, ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ7453

[24] Rechtbank Gelderland 17 april 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:CA0027 . De Rechtbank Maastricht oordeelde hier evenwel anders over: Rechtbank Maastricht 13 april 2011, ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ1201

[25] Rechtbank Arnhem  4 februari 2004, ECLI:NL:RBARN:2004:AO5035; Rechtbank Noord-Holland 29 april 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:11307

[26] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 juli 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:5444

[27] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8073

[28] Rechtbank Rotterdam 26 januari 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:749

[29] Rechtbank Arnhem 13 april 2005, ECLI:NL:RBARN:2005:AT5891; Rechtbank Maastricht 13 januari 2006, ECLI:NL:RBMAA:2006:AV0692

[30] Rechtbank Gelderland 20 april 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:3048

[31] Rechtbank Gelderland 17 april 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:CA0027; Rechtbank Utrecht 6 juni 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BP0016

[32] Rechtbank Limburg 12 april 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:3215

[33] Rechtbank Gelderland 20 april 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:3048

[34] Rechtbank Rotterdam 26 januari 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:749

[35] Rechtbank Maastricht 13 januari 2006, ECLI:NL:RBMAA:2006:AV0692

[36] Zie bijvoorbeeld Rechtbank Noord-Holland 29 april 2013, ECLI:NL:RBNHO:2013:11307

[37] Rechtbank Gelderland 18 november 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:7195

C.G. (Christian) Huijsmans

C.G. (Christian) Huijsmans

mr. drs. C.G. (Christian) Huijsmans is in 2008 beëdigd als advocaat. Gaandeweg heeft hij zich naast echtscheidings- en alimentatiezaken toegelegd op het onroerend goedrecht. Hij adviseert met name over huurkwesties en geschillen die voortvloeien uit de koop en (ver)bouw van onroerend goed.

Advocatenkantoor Zeeland

Wulfaertstraat 3
4461 HS GOES
T: 0113 27 70 00
www.advocatenkantoorzeeland.com