Schade door kapotte (nuts)leiding: wie is aansprakelijk?

Dit artikel gaat over de vraag wie aansprakelijk is voor de schade die ontstaat doordat een vloeistof of gas uit een leiding lekt. In dit artikel ligt de focus op schade aan onroerende zaken. Het gaat dan niet om schade als gevolg van werkzaamheden in de grond (het ‘grondroeren’), maar wel om schade als gevolg van lekkages als gevolg van slecht onderhoud of slijtage. 

Door mr. drs. C.G. (Christian) Huijsmans, advocaat huurrecht, bouwrecht en koop van vastgoed en werkzaam bij Advocatenkantoor Zeeland te Goes

Het gaat in dit artikel niet om leidingen die zich bevinden in een gebouw, maar om leidingen er juist onderdoor of langs lopen, voornamelijk nutsleidingen. Overigens zal de vraag wie aansprakelijk is voor lekkageschade binnen een appartementencomplex in een ander artikel worden besproken.

Risicoaansprakelijkheid

De wetgever heeft in artikel 6:174 lid 2 BW de leidingbeheerder aansprakelijk gemaakt voor (gebreken in) de leiding. Blijkens dit wetsartikel rust op de leidingbeheerder een risicoaansprakelijkheid. Dit heeft tot gevolg dat een leidingbeheerder alleen al vanwege zijn hoedanigheid kan worden beschouwd als aansprakelijke partij.

Wel zal volgens dit wetsartikel aan een aantal vereisten voldaan moeten zijn vooraleer de leidingbeheerder met succes aansprakelijk gesteld kan worden. De leidingbeheerder is slechts aansprakelijk wanneer de leiding niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, de leiding daardoor gevaar oplevert en dit gevaar zich verwezenlijkt, tenzij het gaat om een ander, gebreksonafhankelijk, gevaar.[1] Hierna worden deze vereisten verder uitgewerkt.

De leidingbeheerder heeft de verantwoordelijkheid voor een goede staat van de (nuts)leidingen. Het gaat hier echter niet om alle leidingen. De leidingbeheerder heeft deze verantwoordelijkheid niet voor zover de leiding zich bevindt in een gebouw of werk en strekt tot toevoer of afvoer ten behoeve van dat gebouw of werk. Dit betekent dat discussies over de vraag wie eigenaar is als gevolg van eventuele natrekking in of direct rondom een gebouw veelal achterwege kunnen blijven in het kader van artikel 6:174 lid 2 BW.[2]  Wel kan de leidingbeheerder aansprakelijk zijn voor aansluitleidingen die buiten gebruik zijn gesteld en zich bevinden onder de fundering van een woning.[3]

Voor een succesvolle aansprakelijkheidsstelling moet vast komen te staan dat de leiding niet in goede staat heeft verkeerd ten tijde van de lekkage. De bewijslast hiervoor ligt bij de benadeelde partij.[4] De benadeelde zal voldoende moeten stellen en onderbouwen om deze gebrekkigheid aan te tonen.

Voor het vaststellen van de vraag of een leiding gebrekkig is kan dezelfde juridische formule worden gehanteerd die de Hoge Raad gebruikt voor andere opstallen[5]:

“Bij het antwoord op de vraag of de opstal voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, komt het derhalve aan op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of de opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn.”[6]

Hoe gaat dit in de praktijk? Allereerst is dus van belang dat voor het aannemen van gebrekkigheid onvoldoende is dat de benadeelde slechts aantoont dat er vloeistof of gas uit de leiding kwam. Dit betekent namelijk niet dat de leiding vlak voordat de breuk optrad gebrekkig was.[7] Er moet meer aan de hand zijn.

Van een leiding mag worden verwacht dat deze duurzaam is, ook wanneer deze buiten gebruik is gesteld.[8] Als de leiding een vloeistof laat uitstromen terwijl deze leiding dichtgedraaid is, wordt wel aangenomen dat deze niet voldoet aan de eisen die men aan een dergelijke leiding mag stellen.[9] Dit geldt ook wanneer een leidingdeel uit een verbindingsmof schiet vanwege onvoldoende hechting (een slechte las).[10]

Wanneer vaststaat dat de leiding niet in goede staat verkeert, kan de oorzaak van het lekkage in het midden blijven.[11] De oorzaak doet niets af aan de risicoaansprakelijkheid.

Het is dus zaak om de volgorde van gebeurtenissen goed voor ogen te houden. Er bestaan namelijk ook gevallen waarbij de leiding pas gebrekkig is geworden gelijktijdig met of nadat de breuk is opgetreden, in plaats van andersom.[12] Het gaat hierbij om situaties waarin de leidingbeheerder niet aansprakelijk zou zijn geweest indien hij ook niet uit onrechtmatige daad aansprakelijk zou zijn geweest, gesteld dat hij het gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend. Dit noemt men de ‘tenzij-clausule’ van artikel 6:174 lid 1 BW.

Dit laatste speelt vooral bij een plotseling van buiten komend gevaar, dat niet door de leidingbeheerder is veroorzaakt.[13] Men denke aan een blikseminslag of een omgereden boom met diepgaande wortels. Wanneer de schade ontstaat op een moment dat zo kort ligt na het ontstaan van zo’n gevaar van buitenaf dat de leidingbeheerder dit niet had kunnen voorkomen, is hij niet aansprakelijk. Ook indien wordt uitgegaan van de (hypothetische) situatie dat deze het gevaar kende op het moment van het ontstaan daarvan.[14]

De leidingbeheerder is evenmin aansprakelijk indien de benadeelde zelf de gebrekkige toestand van de opstal onrechtmatig teweeg heeft gebracht. Hij zou dan immers niet jegens de benadeelde de rechtsplicht hebben om de gebrekkige toestand te beëindigen.[15]

De overheid als leidingbeheerder

Hierboven werden conclusies getrokken uit rechtszaken tussen eigenaren van onroerende zaken enerzijds en leidingbeheerders anderzijds. De lezer dient er wel op te letten dat de Hoge Raad in zaken waarin de overheid aansprakelijk werd gesteld voor opstallen, zoals het verzakken van huizen als gevolg van paalrot door gebreken aan de rioolleiding in Dordrecht[16], de benadeelden uiteindelijk geen aansprakelijkheid konden laten vestigen. Zie ook de zaak over de dijkdoorbraak in Wilnis, hoewel deze natuurlijk niet over een leiding ging.[17]

In de laatstgenoemde rechtszaken werd eveneens een beroep gedaan op artikel 6:174 lid 1 BW. Hierbij speelde onder andere een rol dat overheidsorganen geen onbeperkte financiële middelen ter beschikking hebben en daarom prioriteiten moesten stellen. De handelwijze van de gemeente Dordrecht om het onderhoud op een bepaalde wijze te verspreiden werd daarom goedgekeurd.

Schade

De uitstroom van hetzij schoon leidingwater, hetzij vuil water, kan veel schade veroorzaken.  Er kan grote schade ontstaan doordat het leidingwater grond wegslaat onder een woning, of anderszins het fundament aantast. Instromend water kan de inboedel beschadigen. Het voorgaande betreft zaakschade.

Daarnaast zal er ook rekening mee moeten worden gehouden dat de gebruiker (huurder of eigenaar) tijdelijk elders onderdak moet vinden. Een woning kan tijdelijk niet bewoond worden als alle muren moeten drogen, vloerbedekking moet worden vervangen, etcetera.  Ditzelfde geldt voor een bedrijfsruimte. De kosten voor de verhuizing betreffen dan ook schade. Ook het gederfd woongenot of anderszins gederfd huurgenot kan onder omstandigheden op een schadebedrag worden begroot.[18]

Beperking van aansprakelijkheid: exoneratieclausule

Vaak is de benadeelde ook een contractspartij van de leidingbeheerder. Een sprekend voorbeeld is de klant is van het nutsbedrijf dat het beheer heeft over het drinkwaternetwerk. In die situaties kan een benadeelde worden geconfronteerd met een zogenaamde exoneratieclausule. Zowel consumenten als bedrijven gaan er via de algemene voorwaarden van de leidingbeheerder mee akkoord dat de aansprakelijkheid voor schade wordt beperkt tot een bepaald bedrag. Dit bedrag ligt vaak veel lager dan de daadwerkelijk te lijden schade.

De rechter zal moeten beoordelen of deze klant gebonden is aan de algemene voorwaarden. Heeft hij de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden aanvaard? Maken deze deel uit van de al dan niet langs elektronische weg gesloten overeenkomst? Heeft de consument als klant ook voldoende kennis kunnen nemen van deze algemene voorwaarden? Ik ga in dit artikel niet verder in op deze vragen.

Wat geldt er als nu blijkt dat zo’n exoneratieclausule wel degelijk is overeengekomen? Wanneer de benadeelde een consument is, dan zal hij een beroep willen doen op artikel 6:237 aanhef en onder f BW. Een beding als in dit geval, dat ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke bepalingen over de verplichting tot schadevergoeding, wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Het nutsbedrijf wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om hiertegen argumenten aan te brengen.

Bij de beantwoording van de vraag of een nutsbedrijf toch zo’n exoneratie mag hanteren,  zal (onder meer) het volgende in aanmerking moeten worden genomen: de aard en inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijdse belangen van de contractspartijen en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de uitgesloten schadeoorzaak, de schadesoort, en in hoeverre de daardoor ontstane schade al dan niet verzekerbaar is.

Bij deze rechterlijke toets wordt rekening gehouden met het feit dat sommige netbeheerders verplicht zijn om afnemers aan te sluiten tegen vastgestelde en gereguleerde tarieven. Deze tarieven bieden niet altijd ruimte voor volledige aansprakelijkheid. Een leidingbeheerder kan zich niet altijd voor een acceptabele premie verzekeren.  Dit terwijl schade aan een opstal als gevolg van lekkage in beginsel voor de eigenaar van een opstal eenvoudiger te verzekeren is. Tel daarbij op dat bij een leidingbreuk bovendien niet altijd sprake is van opzet of van grove schuld aan de zijde van de netwerkbeheerder. En dat de geleden schade vaak zaakschade betreft en geen personenschade.

Met argumenten zoals de bovenstaande kan een netwerkbeheerder de Rechtbank alsnog proberen te overtuigen dat zij een exoneratiebeding mag inroepen tegen een consument. Dit kan anders zijn wanneer er een grove fout is gemaakt, die bijvoorbeeld ook letselschade tot gevolg heeft gehad. In dat soort situaties kan een beroep op een exoneratieclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.

Een vergelijkbare toets geldt wanneer een netwerkbeheerder zich beroept op een exonderatieclausule tegenover een ondernemer.[19]

Conclusie

Een leidingbeheerder kan aansprakelijk zijn voor schade als gevolg van een lekkage. Hiervoor zal gekeken moeten worden naar de vraag of de leiding in juridische zin als gebrekkig kan worden bestempeld. Ook zal gekeken moeten worden naar de vraag of de lekkage niet een externe oorzaak had. In sommige gevallen kan een leidingbeheerder zich beroepen op een exoneratieclausule.

[1] Gerechtshof ’s-Gravenhage 29 juni 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BM9594

[2] Gerechtshof Arnhem 21 februari 2006, ECLI:NL:GHARN:2006:AV4726

[3] Rechtbank Overijssel 4 mei 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:4357

[4] HR 30 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7487; Rechtbank Limburg 5 november 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:9365 , Gerechtshof Arnhem 16 mei 2006, ECLI:NL:GHARN:2006:AY4818 (niet specifiek over leidingen)

[5] Rechtbank Limburg 5 november 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:9365

[6] Hoge Raad 30 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7487,  Hoge Raad 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236, NJ 2012, 155

[7] Rechtbank Limburg 5 november 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:9365

[8] Rechtbank Overijssel 4 mei 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:4357

[9] Rechtbank Overijssel 4 mei 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:4357

[10] Gerechtshof ’s-Gravenhage 29 juni 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BM9594

[11] Gerechtshof ’s-Gravenhage 29 juni 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BM9594, Rechtbank Overijssel 4 mei 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:4357

[12] Rechtbank Limburg 5 november 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:9365

[13] Gerechtshof ’s-Gravenhage 29 juni 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BM9594

[14] Rechtbank Limburg 5 november 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:9365

[15] Gerechtshof ’s-Gravenhage 29 juni 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BM9594

[16] Hoge Raad 30 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7487

[17] Hoge Raad 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236, NJ 2012, 155

[18] Zie bijvoorbeeld Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 18 november 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4775

[19] Gerechtshof ’s-Gravenhage 8 mei 2008, ECLI:NL:GHSGR:2008:BD1243

C.G. (Christian) Huijsmans

C.G. (Christian) Huijsmans

mr. drs. C.G. (Christian) Huijsmans is in 2008 beëdigd als advocaat. Gaandeweg heeft hij zich naast echtscheidings- en alimentatiezaken toegelegd op het onroerend goedrecht. Hij adviseert met name over huurkwesties en geschillen die voortvloeien uit de koop en (ver)bouw van onroerend goed.

Advocatenkantoor Zeeland

Wulfaertstraat 3
4461 HS GOES
T: 0113 27 70 00
www.advocatenkantoorzeeland.com