Riool vlakbij de woning: wie is eigenaar?

Wie is eigenaar van een riool in de nabijheid van een woning? Meestal verdiept een eigenaar van een woning zich niet in deze vraag, tot het moment dat blijkt dat het riool beschadigd is . Hetzelfde geldt voor een huiseigenaar die schade heeft geleden door een lekkage in de rioolbuis.

Door mr. drs. C.G. (Christian) Huijsmans, advocaat huurrecht, bouwrecht en koop van vastgoed en werkzaam bij Advocatenkantoor Zeeland te Goes

Vanaf dat moment hebben zij er belang bij om vast te laten stellen dat het beschadigde deel van de rioolbuis in eigendom is van de gemeente. De gemeente zal dan immers moeten zorgen voor onderhoud en herstel en is mogelijk ook aansprakelijk voor de daarmee gemoeide schade. De aansprakelijkheid van de leidingeigenaar  komt overigens in een ander artikel aan bod. In dit webartikel wordt besproken hoe vastgesteld kan worden wie eigenaar is van een deel van het riool.

Erfgrens is niet bepalend

In de wet is niet expliciet geregeld waar het openbare gedeelte van de rioolleiding eindigt. Hierna zal in de vorm van een stappenplan worden besproken waar het openbare gedeelte van een rioolbuis eindigt en het particuliere gedeelte begint. Er wordt daarbij specifiek gekeken naar situaties op of rond een woning of appartementencomplex. Dit stappenplan hoeft overigens niet anders te zijn bij een rioolleiding in de nabijheid van een bedrijfsruimte.

Allereerst is van belang dat de Hoge Raad heeft bepaald dat ‘netten’ onroerende zaken zijn.[1] Met de invoering van artikel 5:20 lid 2 BW geldt dat voor alle netten, zoals riolering. Dit betekent dat de regels die betrekking hebben op onroerende zaken ook van toepassing zijn op rioolbuizen.

Voorop staat dat de erfgrens van het perceel niet per definitie bepalend is voor de grens tussen het openbare gedeelte van een netwerk en het particuliere gedeelte. De hoofdregel dat de eigenaar van de grond tevens eigenaar is van de werken die duurzaam met die grond zijn verenigd (verticale natrekking) gaat niet altijd op bij netwerken zoals riolering. Dit heeft verschillende redenen, die eveneens als denkstappen moeten worden gehanteerd.

Stap 1: Is een riolering wel of geen zelfstandige zaak?

Wanneer het deel van het riool dat op het privéterrein ligt niet als een zelfstandige zaak kan worden beschouwd, dan heeft het geen zin om verder te zoeken naar de eigenaar. Wanneer dit deel van het net namelijk een bestanddeel is van het hoofdnet, dan is de gemeente als eigenaar van de openbare riolering per definitie eigenaar. In feite gaat de zogenaamde horizontale natrekking hier voor op de verticale natrekking.

Maar wanneer vormt een rioolleiding op privéterrein nu wel of geen zelfstandige functionele eenheid? Een rioolleiding kan een zelfstandige functionele eenheid zijn wanneer er aansluitpunten of ontstoppingsstukken aanwezig zijn.  Zonder dit soort kenbare afscheidingen kan dit deel van het riool niet worden aangemerkt als een particulier deelnet, en vormt het samen met de gemeentelijke riolering één net.[2]

Stap 2: wie is de bevoegde aanlegger?

Wanneer het gedeelte van het riool in het privéterrein als zelfstandige functionele eenheid kan worden aangemerkt, wordt toegekomen aan de vraag wie de bevoegde aanlegger van dit deel van het riool is. Artikel  5:20 lid 2 BW regelt dat de eigendom van een net toebehoort aan de bevoegde aanlegger, dan wel aan diens rechtsopvolger. Volgens de parlementaire geschiedenis zal de opdrachtgever van de aannemer die de rioolbuis heeft gelegd meestal beschouwd kunnen worden als de bevoegde aanlegger. [3]

Wanneer overduidelijk is dat de gemeente kan worden aangemerkt als de bevoegde aanlegger, dan is de rioolbuis in het privéterrein eigendom van de gemeente. Het is echter niet altijd duidelijk wie de ‘bevoegd aanlegger’ is geweest van een riolering. Zo kan de gemeente in het verleden weliswaar de buis aangelegd hebben, maar kan dat ook hebben gedaan in haar hoedanigheid van toenmalige eigenaar van het perceel.  Ook kan een projectontwikkelaar het riool hebben laten aanleggen terwijl zij hiertoe was verplicht door de gemeente; het is in de jurisprudentie nog niet duidelijk gemaakt wie dan als bevoegdelijke aanlegger moet worden aangeduid.

Er is daarnaast twijfel of een particuliere eigenaar met een beroep op artikel 5:20 lid 2 BW de gemeente als bevoegd aanlegger überhaupt kan laten opdraaien voor de herstelkosten en eventueel geleden schade. Het doel en de strekking van dit artikellid is namelijk om te voorkomen dat de eigendom van netten per definitie bij de grondeigenaar komt te liggen; het is belangrijk dat leidingen die een feitelijke en functionele eenheid vormen in handen blijven van de eigenaar van het net. Dit wetsartikel is dus niet ingevoerd om op basis daarvan een voor het onderhoud verantwoordelijke partij aan te wijzen.[4] Hier zijn nog weinig uitspraken over gepubliceerd. Het is afwachten of andere rechters in de toekomst nog betekenis zullen toekennen aan deze tweede denkstap.

Stap 3: is er iets over geregeld in een gemeentelijke verordening?

Wanneer het riool niet als een zelfstandige zaak kan worden beschouwd (en er twijfel bestaat over de identiteit van de bevoegde aanlegger), kan de eigendom niet worden bepaald aan de hand van artikel 5:20 lid 2 BW. In dat geval kan worden gekeken of op lokaal niveau regels zijn opgesteld waarin iets is vermeld over de verdeling van de verantwoordelijkheid over het rioolnetwerk.

Veel gemeentes hebben een lokale verordening waarin  een regel is opgenomen die bepaalt wat tot het hoofdriool behoort en waar de huisaansluiting begint. Dit geldt echter niet voor alle gemeentes. Er zijn ook gemeentes waar geen “aansluitverordening” is vastgesteld.[5]

Het staat een gemeente namelijk volledig vrij om zo’n verordening wel of niet vast te stellen. Het staat een gemeente ook vrij om te bepalen hoe de openbare riolering wordt onderhouden. Het advies is om daarom altijd de lokale verordening hierop na te slaan.

In de lokale regelgeving kan de erfgrens nog steeds als de bepalende grens zijn opgenomen, maar gezien de vrijheid die aan gemeentes is gegeven hoeft dat niet altijd het geval te zijn. In sommige gemeentelijke verordeningen is namelijk bepaald dat het openbaar riool eindigt en het particulier riool begint op de plaats waar het particulier riool is aangesloten op het openbaar riool. Dit hoeft niet gelijk te vallen met de erfgrens. Het kan dus zo zijn dat het hoofdriool in de vorm van een aftakking onder het perceel van een woningeigenaar doorloopt tot en met de aansluiting inclusief eventueel ontstoppingsstuk.

De gedachtengang achter deze alternatieve grens is dat in veel gemeentes de perceeleigenaar de verantwoordelijkheid draagt om er voor te zorgen dat zijn perceel is aangesloten op het openbare riool. De perceeleigenaar zal zelf ook moeten regelen dat hij aangesloten wordt.

Stap 4: (overige) verkeersopvattingen

Wanneer er ook geen gemeentelijke verordening is vastgesteld, zal de grens tussen het gemeentelijke net en de particuliere aansluiting moeten worden bepaald aan de hand van verkeersopvattingen.[6] Hier kunnen allerlei argumenten een rol spelen.

Allereerst kan in ogenschouw worden genomen dat een particulier riool vaak geen wezenlijk onderdeel vormt van het openbare riool. Er is geen sprake van dat het openbaar riool incompleet is zonder een particulier gedeelte. Daarmee wordt een particulier gedeelte dan ook geen bestanddeel van het openbare riool in de zin van artikel 3:4 BW.[7]

Daarnaast kan de diameter van de rioolbuizen worden vergeleken. Ook kan het materiaal waarvan de rioolbuizen zijn gemaakt worden vergeleken. Er kan worden bekeken of een deel van de riolering dieper ligt dan het andere deel..

De Rechtbank ’s-Gravenhage keek bovendien bij de te doets aan de verkeersopvattingen naar de aanwezigheid van aansluitpunten of ontstoppingsstukken.[8] Mijns inziens speelt dit laatste een grotere rol bij stap 1. Niettemin kan de vraag of het fysiek mogelijk is om via een vast punt een riool te ontstoppen relevant zijn bij deze toets aan de verkeersopvattingen.

Aan de hand van bovenstaande argumenten kan desnoods in deze vierde stap worden beredeneerd waar de grens tussen de twee deelnetten moeten worden bepaald.

Een zijsprong: brandgangen en erfdienstbaarheden

Sinds de grote stedelijke uitbreidingen van de jaren ’60-’70 wordt een deel van het verstoppingsrisico aan de achterzijde van woningen vaak verlegt naar de gezamenlijke perceeleigenaren van een huizenblok. Er is gekozen voor een structuur waarbij iedere perceeleigenaar door middel van een kettingbeding voor een bepaald (breuk)deel moet bijdragen aan de kosten voor het verhelpen van een eventuele verstopping van de riolering onder de brandgang. Bij een verstopping op die locatie wordt een huiseigenaar dus eerst aangeraden om de leveringsakte te bestuderen.

Conclusie

Hierboven is een stappenplan uitgewerkt. Op basis hiervan kan worden bepaald wie eigenaar is van een stuk riool. De eigenaar heeft ook de verplichting om dit riool te onderhouden en te repareren.

[1] Hoge Raad 6 juni 2003, BNB 2003, 271 en 272

[2] Rechtbank ‘s-Gravenhage 15 april 2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:BI7408

[3] Kamerstukken II 2005-2006, 29 834, nr. 9, Tweede nota van wijziging, p. 7; Rechtbank ‘s-
Gravenhage 15 april 2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:BI7408

[4] Rechtbank Rotterdam 30 september 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:8877

[5] Rechtbank ‘s-Gravenhage 15 april 2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:BI7408

[6] Rechtbank ‘s-Gravenhage 15 april 2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:BI7408

[7] Rechtbank Rotterdam 30 september 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:8877

[8] Rechtbank ‘s-Gravenhage 15 april 2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:BI7408

C.G. (Christian) Huijsmans

C.G. (Christian) Huijsmans

mr. drs. C.G. (Christian) Huijsmans is in 2008 beëdigd als advocaat. Gaandeweg heeft hij zich naast echtscheidings- en alimentatiezaken toegelegd op het onroerend goedrecht. Hij adviseert met name over huurkwesties en geschillen die voortvloeien uit de koop en (ver)bouw van onroerend goed.

Advocatenkantoor Zeeland

Wulfaertstraat 3
4461 HS GOES
T: 0113 27 70 00
www.advocatenkantoorzeeland.com