Overlast van onkruid bij buren

Op sommige braakliggende terreinen tiert het onkruid welig. Hetzelfde geldt voor tuinen van eigenaren of huurders die geen enkel onderhoud verrichten. Sommige onkruidsoorten verspreiden zich op agressieve wijze naar naburige erven. Dit gebeurt door het overwaaien van zaad of via het wortelstelsel. Daar zitten onkruidsoorten tussen die zeer lastig te verwijderen zijn, zoals akkerwinde, zevenblad of de Japanse duizendknoop.

Door mr. drs. C.G. (Christian) Huijsmans, advocaat huurrecht, bouwrecht en koop van vastgoed en werkzaam bij Advocatenkantoor Zeeland te Goes

In dit artikel wordt besproken wat een eigenaar kan doen wanneer een naburig perceel onkruid verspreidt. Dit webartikel is relevant voor zowel professionele tuinders en akkerbouwers als voor particulieren wiens siertuin in gevaar komt.

Hierna zal eerst de juridische hoofdregel rond hinder van buurtgenoten worden besproken. Deze hoofdregel geldt ook voor andere gevallen van burenoverlast. Daarna wordt specifiek ingegaan op de wijze waarop deze regels in het geval van onkruid worden toegepast. De nadruk ligt op civielrechtelijke rechtspraak, oftewel procedures die zijn gevoerd tussen burgers onderling.

Hoofdregel bij hinder van buurtgenoten

In artikel 5:37 BW is bepaald dat de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder mag toebrengen. Dit kan allerlei vormen van hinder betreffen, dus ook het verspreiden van onkruid.

Volgens vaste rechtspraak is het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is afhankelijk van het navolgende: de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval waaronder de plaatselijke omstandigheden.[1]

Volgens deze rechtspraak moeten hierbij de belangen worden afgewogen van enerzijds degene die door de hinder toebrengende activiteit wordt gediend en anderzijds de belangen van degene die hinder ondervindt. Ook moet daarbij in aanmerking worden genomen welke mogelijkheden beide partijen hebben om met eenvoudige middelen en zonder al te hoge kosten schade te voorkomen bij de andere partij. Ook de bereidheid om deze schade van een ander te voorkomen speelt een rol.[2]

Toepassing van de hoofdregel bij de aanwezigheid van onkruid

Het is niet eenvoudig te bepalen wanneer het verspreiden van onkruid onrechtmatig is. Sommige gemeentes hebben nog een distelverordening, die kan gelden voor eigenaars van een perceel met een specifieke bestemming. Maar verder heeft de lokale overheid vaak niet geregeld wanneer in strijd wordt gehandeld met een bepaalde norm. Er is bovendien weinig jurisprudentie gepubliceerd over dit soort zaken. De beperkte jurisprudentie is gewezen in kwesties die speelden tussen professionele telers. Daaruit kan het navolgende worden afgeleid.

In beginsel houdt de rechter er rekening mee dat de groei van onkruid en de verspreiding van onkruidzaden een natuurlijk proces is. Dit proces kan zich in sterkere mate voordoen in een agrarisch gebied.[3] De groei en de verspreiding kunnen alleen worden tegengegaan door actief ingrijpen van een gebruiker van de grond. Dat is ook wat een benadeelde verlangt: dat de verspreider het onkruid, waarvan de aanwezigheid oorspronkelijk niet eens aan de verspreider zelf is toe te rekenen, actief zal bestrijden omwille van de omliggende buren.

De vraag is vervolgens tot in welke mate van iemand verwacht mag worden dat hij het onkruid bestrijdt. Het lijkt er op dat rechters vinden dat niet meer dan het redelijke kan worden verwacht.

In het geval van twee plantentelers, waarbij een teler van heesters hinder ondervond van onkruid dat vanuit het perceel van een nabijgelegen rozenkwekerij werd verspreid, is geoordeeld dat de rozenkweker voldoende maatregelen heeft getroffen ter bestrijding van onkruid. Zelfs wanneer de alsnog verspreide onkruidzaden de heesterteler zouden dwingen tot een arbeidsintensieve bestrijding met hogere kosten leidde dit nog niet tot het oordeel dat de rozenkweker onrechtmatig handelde door zelf niet nog intensiever het onkruid te bestrijden. De enkele omstandigheid dat de teelt van de heesterkweker zou worden afgekeurd leidde niet tot een ander oordeel.[4]

Kortom: als de benadeelde een activiteit verricht waarbij de aanwezigheid van onkruid voor hem funest is, is dit niet relevant voor de mate van bestrijding die van zijn buren verwacht kan worden. Zijn buren hoeven slechts het redelijke te doen. Mijns inziens geldt dit dan logischerwijs ook voor een stedelijke situatie. Een particulier mag dan niet van zijn buurman eisen dat laatstgenoemde zijn tuin brandschoon houdt.

Het is wel denkbaar dat de rozenkweker in de hierboven beschreven kwestie onrechtmatig had gehandeld wanneer hij zou hebben geweigerd om de heesterteler toe te laten op zijn perceel om de onkruidbestrijding bij de bron aan te pakken.  Ook zou de rozenkweker onrechtmatig gehandeld kunnen hebben wanneer hij had geweigerd om op kosten van de heesterteler het hogere niveau aan onkruidbestrijding op zich te nemen.[5] Dit moet wel worden bezien in het licht van het zwaarwegende belang dat de heesterteler had bij de bestrijding van het onkruid. Binnen particuliere verhoudingen kan dit anders uitpakken.

Verder is denkbaar dat wanneer de klagende buurman zich heeft gevestigd nadat het buurperceel al flink onkruid verspreidde, dit er voor kan zorgen dat de gebruiker van het buurperceel minder snel onrechtmatig handelt.[6] Dit oordeel werd overigens gegeven in een kwestie die eveneens speelde tussen twee professionele telers.

Bewijsproblemen

Het is niet altijd duidelijk welk perceel de bron is van een verspreiding. In het geval waarin een buurman bewust heeft gekozen voor het planten van bamboe of de Japanse duizendknoop is dit natuurlijk wel kraakhelder. Maar in andere gevallen kan nogal eens het verweer worden gevoerd dat niet vaststaat  welk perceel de bron is van de verspreiding. Dit blijkt niet altijd uit foto’s. Dit zorgt er voor dat een vordering tot het bestrijden van onkruid zich niet altijd goed leent voor een kort geding.[7] In een kort geding procedure is verder geen plaats voor een uitgebreide bewijslevering.

Conclusie

Op basis van de beperkte jurisprudentie in dit soort kwesties kan worden aangenomen dat het onrechtmatig is om in het geheel niets te doen aan de verspreiding van onkruid. Echter, een benadeelde kan geen strenge maatstaf opleggen bij zijn buurman. En de benadeelde moet rekening houden met het verweer dat het onkruid niet afkomstig is van het buurperceel.

[1] Hoge Raad 3 mei 1991, NJ 1991, 476

[2] Hoge Raad 15 februari 1991, NJ 1992, 639

[3] Zie ook Hoge Raad 3 mei 1991, NJ 1991, 476

[4] Rechtbank Den Haag 15 mei 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0245

[5] Rechtbank Den Haag 15 mei 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:CA0245

[6] Hoge Raad 3 mei 1991, NJ 1991, 476

[7] Gerechtshof Leeuwarden 20 januari 2009, ECLI:NL:GHLEE:2009:BH2780

Advocatenkantoor Zeeland

Wulfaertstraat 3
4461 HS GOES
T: 0113 27 70 00
www.advocatenkantoorzeeland.com