Huurder die geen verklaring derdenbeslag aflegt

Wanneer een verhuurder een onbetaalde schuld heeft, kan de schuldeiser met behulp van een vonnis beslag leggen onder de huurder. De schuldeiser legt dan beslag op de huurpenningen en eventuele andere geldbedragen die de huurder zou moeten betalen aan de verhuurder.

Door mr. drs. C.G. (Christian) Huijsmans, advocaat huurrecht, bouwrecht en koop van vastgoed en werkzaam bij Advocatenkantoor Zeeland te Goes

Nadat dit zogenaamde derdenbeslag is gelegd heeft de huurder onder andere de verplichting om een verklaring derdenbeslag af te leggen. Dit zal hij moeten doen door het invullen van een formulier dat tegelijkertijd is afgegeven met het beslagexploot.

In dit artikel beschrijf ik wat de gevolgen zijn wanneer de huurder geen verklaring derdenbeslag aflegt. Wat hierna wordt beschreven geldt zowel voor de huur van woonruimte als voor de huur van bedrijfsruimte.

Dit webartikel is het tweede uit een drieluik. In het eerste webartikel bespreek ik wat de algemene gang van zaken is rondom een beslag op huurpenningen. In het derde artikel bespreek ik wat de gevolgen zijn wanneer de huurder een onjuiste verklaring derdenbeslag aflegt.

Verplichting tot aflegging verklaring derdenbeslag

De huurder heeft op grond van de wet de verplichting om te verklaren of hij inderdaad geld verschuldigd is aan de verhuurder. Dit is geregeld in artikel 476a lid 1 Rv. Hij kan dit geld uiteraard verschuldigd zijn op basis van een huurovereenkomst, maar misschien is hij ook nog geld verschuldigd op basis van een geheel andere rechtsverhouding. De verklaring moet worden gedaan zodra (sinds de wetswijziging van 1 oktober 2020) twee weken zijn verstreken na de beslaglegging.

Op grond van artikel 476b jo. 475 lid 2 Rv moet in beginsel gebruik worden gemaakt van een bij Algemene Maatregel van Bestuur vastgesteld formulier, dat wordt meebetekend met het beslag. Wanneer dit formulier niet is meebetekend maakt dit het derdenbeslag niet ongeldig, zeker niet als de huurder anderszins een verklaring heeft afgelegd.[1]

De verklaring kan ook worden afgelegd door middel van een ander duidelijk geschrift, maar dan moet de deurwaarder of de advocaat van de beslaglegger dit geschrift wel nadrukkelijk als verklaring aanvaarden. Let wel: een mondelinge verklaring is niet geldig.[2] De verklaring moet ook ondertekend zijn.[3] Als de verklaring niet aan de vereisten voldoet, moet er van worden uitgegaan dat de huurder geen verklaring heeft afgelegd.

Wanneer de huurder geen buitenrechtelijke verklaring aflegt, dan zal hij moeten worden gesommeerd om binnen een vastgestelde periode alsnog een verklaring af te leggen.  Dit is veelal een periode van één of twee weken. De huurder ontvangt deze sommatiebrief van de deurwaarder.

Wanneer de huurder stelt dat hij deze verklaring heeft ingevuld en teruggezonden, dan draagt hij hiervan de bewijslast.[4] Deze bewijsregel geldt echter ook voor de vraag of de huurder de verplichte sommatie heeft ontvangen na het verstrijken van de termijn van twee weken. Wanneer de beslaglegger niet kan bewijzen dat deze sommatie is verzonden, dan draagt de beslaglegger dus het risico voor de gevolgen. Stel dat de beslaglegger daarna direct een procedure tegen de huurder start (zie hierna) dan wordt de sommatie pas geacht te zijn gedaan op het moment waarop de huurder is gedagvaard. [5] Dit levert de huurder dan weer extra tijd op om zonder in verzuim te geraken een verklaring af te leggen.

Let wel: in het geval dat de huurder verklaart dat hij niets verschuldigd is, dan kan dit niet worden uitgelegd als een situatie waarin geen verklaring is afgelegd. Als de beslaglegger van mening is dat de vermeende huurder wel een bedrag verschuldigd is aan de verhuurder, dan zal hij deze buitengerechtelijke verklaring moeten betwisten.[6] Dit zal in een het derde webartikel worden besproken.

Procedure tegen de huurder en de gerechtelijke verklaring

Wanneer de huurder na de hierboven gemelde sommatie alsnog geen verklaring derdenbeslag aflegt, dan kan hij op grond van de wet worden veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd. Dit is geregeld in artikel 477a lid 1 Rv. Het gaat dan niet alleen om de hoofdsom waartoe de verhuurder is veroordeeld, maar ook de bijbehorende proceskostenveroordeling.[7]

De gevolgen van het niet afleggen van een verklaring derdenbeslag zijn dus nogal ingrijpend. Het kan namelijk zijn dat de schuldeiser voor een enorm bedrag beslag heeft gelegd bij de huurder. Dit bedrag kan een veelvoud zijn van het bedrag dat de huurder in de eerstkomende jaren aan huur zal betalen. Het is de huurder er in dat geval ook alles aan gelegen om te ontsnappen aan deze veroordeling.

In de gerechtelijke procedure waarin de beslaglegger betaling van de huurder zal vorderen, kan de huurder alsnog worden toegelaten om een zogenaamde gerechtelijke verklaring af te leggen.[8] De huurder kan de gerechtelijke verklaring afleggen voorafgaand aan de eerste roldatum.[9] Dit kan ook bij het indienen van een verweer.[10] De huurder is dan weliswaar in verzuim geweest, maar door alsnog een gerechtelijke verklaring af te leggen voorkomt hij dat hij wordt veroordeeld om uit eigen middelen het bedrag te moeten betalen waartoe zijn verhuurder veroordeeld is.

Aan deze gerechtelijke verklaring worden dezelfde eisen gesteld als aan de buitengerechtelijke verklaring.[11] Oftewel: uit de buitengerechtelijke verklaring moet voldoende blijken of en zo ja een huurder uit een bestaande rechtsverhouding iets verschuldigd is aan de verhuurder. Voor de verdere vereisten waaraan een verklaring moet voldoen wordt verwezen naar het algemene artikel over derdenbeslag onder de huurder. Wanneer de gerechtelijke verklaring niet alsnog voldoet aan de gestelde vereisten, dan kan de huurder alsnog worden veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd.

Wanneer op deze wijze alsnog een verklaring is ingediend, dan zal de rechter vervolgens vaststellen wat de huurder aan de verhuurder verschuldigd is. Artikel 477a lid 1 Rv blinkt niet uit in helderheid. Hoewel dit niet letterlijk wordt vermeld, kan aangenomen worden dat de rechter na vaststelling van de juistheid van de gerechtelijke verklaring de huurder ook direct kan veroordelen tot nakoming van diens betalingsverplichting jegens de beslaglegger.[12]

Het is dan ook gebruikelijk dat de beslaglegger primair vordert dat de huurder alsnog een verklaring aflegt en subsidiair dat voor het geval dat geen verklaring wordt afgelegd, de huurder wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd. De beslaglegger kan de Rechtbank ook verzoeken om ongeacht de uitkomst van de procedure de huurder toch minimaal een deel van de proceskosten te laten betalen.

Alsnog betwisting van de gerechtelijke verklaring

Stel dat de verhuurder de gerechtelijke verklaring die de huurder in de procedure aflegt wil betwisten, dan dient hij dit binnen twee maanden tijdens de lopende procedure tegen de huurder te doen, op straffe van verval tot bevoegdheid tot betwisting.[13]

Van de huurder kan dan worden verwacht dat hij zijn verklaring ondersteunt met bewijsmiddelen, op straffe van het aannemen dat er alsnog geen verklaring is afgelegd.[14] De situatie dat een gerechtelijke verklaring is afgelegd die niet voldoet aan de vereisten van de artikelen 476a lid 2 en 476b Rv moet in haar gevolgen gelijk gesteld worden met het geval dat in het geheel geen verklaring is afgelegd. In dat geval heeft de huurder zijn kans op herstel niet goed benut en wordt hij alsnog veroordeeld om het bedrag te betalen waarvoor beslag is gelegd.

Stel dat de vermeende huurder betwist dat hij de ruimte gebruikt op basis van een huurovereenkomst, dan mag bij betwisting door de beslaglegger van deze gebruiker redelijkerwijs worden verwacht dat hij aantoont op basis van welke rechtsgrond hij dan wel het recht heeft om gebruik te maken van de ruimte. In het geval van bedrijfshuur kan het bijvoorbeeld een andere besloten vennootschap zijn die huurt. In het geval van woninghuur kan er sprake zijn van onderhuur.

Voor meer informatie over het betwisten van de derdenverklaring wordt verwezen naar het derde artikel in dit drieluik.

Conclusie

Wanneer een huurder geen verklaring derdenbeslag aflegt dan kan hij worden veroordeeld om het volledige bedrag te betalen waarvoor beslag is gelegd. De verhuurder zal dit bedrag van de huurder moeten vorderen in een gerechtelijke procedure. Tijdens deze procedure krijgt de huurder de gelegenheid om alsnog een verklaring af te leggen. In dat geval wordt van de huurder wel verwacht dat hij deze verklaring correct en volledig aflegt. Het is verstandig om dan ook bewijsmiddelen te tonen, omdat de huurder in die fase geen herkansing krijgt om een veroordeling te voorkomen.

[1] Rechtbank Haarlem 30 juli 2008, ECLI:NL:RBHAA:2008:BE8760

[2] Rechtbank Alkmaar 22 september 2010, ECLI:NL:RBALK:2010:BO6052

[3] Rechtbank Gelderland 22 februari 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:1271

[4] Rechtbank Rotterdam 28 mei 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:4301

[5] Rechtbank Rotterdam 28 mei 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:4301

[6] Gerechthshof Arnhem-Leeuwarden 22 maart 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2375

[7] Zie bijvoorbeeld Rechtbank Rotterdam 18 april 2012, ECLI:NL:RBROT:2012:BW4693

[8] Gerechtshof Leeuwarden 9 december 2008, ECLI:NL:GHLEE:2008:BG6628; Rechtbank Amsterdam 20 mei 2009, ECLI:NL:RBAMS:2009:BI9920; Rechtbank Gelderland 22 februari 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:1271

[9] Rechtbank Almelo, 31 augustus 2011, ECLI:NL:RBALM:2011:BT2026

[10] Zie bijvoorbeeld ook Rechtbank Utrecht, 25 juni 2008, ECLI:NL:RBUTR:2008:BD5262

[11] Rechtbank Gelderland 22 februari 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:1271

[12] Gerechtshof Leeuwarden 9 december 2008, ECLI:NL:GHLEE:2008:BG6628

[13] Rechtbank Almelo, 31 augustus 2011, ECLI:NL:RBALM:2011:BT2026; Rechtbank Midden-Nederland 1 oktober 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:6453

[14] Rechtbank Gelderland 22 februari 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:1271

C.G. (Christian) Huijsmans

C.G. (Christian) Huijsmans

mr. drs. C.G. (Christian) Huijsmans is in 2008 beëdigd als advocaat. Gaandeweg heeft hij zich naast echtscheidings- en alimentatiezaken toegelegd op het onroerend goedrecht. Hij adviseert met name over huurkwesties en geschillen die voortvloeien uit de koop en (ver)bouw van onroerend goed.

Advocatenkantoor Zeeland

Wulfaertstraat 3
4461 HS GOES
T: 0113 27 70 00
www.advocatenkantoorzeeland.com